Home > actueel > alcohol-in-onze-maatschappij-deel-4

Alcohol in onze maatschappij: Deel 4

Alcohol in onze maatschappij: Deel 4
Zo weinig dat er werd gedronken tot 1960 zo vlot nam het alcoholgebruik toe in de tweede helft van de 20e eeuw. Hoe dat kwam, weet Rob Bovens, alcoholonderzoeker en coördinator van de Academische Werkplaats Verslaving bij Tranzo Tilburg University ons te vertellen. Zoals we gezien hebben dronk de gemiddelde volwassen Nederlander anno 1960 2.6 liter alcohol per jaar. In 1980 was dit gestegen tot 8.9 liter, hetzelfde niveau als 100 jaar daarvoor. En dat in 20 jaar tijd. Hoe was dit mogelijk? Meerdere factoren droegen hieraan bij, maar eigenlijk is de kern van al deze factoren: de groei van de welvaart, de wens en de mogelijkheden om hiervan te profiteren en de vergroting van de beschikbaarheid van alcoholproducten via bijvoorbeeld de kost en de groei van de betekenis van supermarkten. Voeg hierbij het mede ten gevolge van de intensivering van de marketing gepromote positieve imago van alcoholgebruik. Het wordt neergezet als onlosmakelijk onderdeel van genot, als smeerolie van de maatschappij, in principe voor iedereen bereikbaar. De positieve kanten worden belicht, onverantwoord gebruik wordt betiteld als een uitwas die geldt voor enkelingen in onze samenleving die in onvoldoende mate geleerd hebben er verantwoord mee om te gaan of wilszwak zijn. La vie en rose Een aantal essentiële veranderingen vonden plaats sinds 1960. In 1964 werd het afgeven van schenkvergunningen bij wetgeving gemakkelijker gemaakt. In diezelfde tijd kreeg de Nederlander steeds meer vrije tijd en ontstond ook de gewoonte, mede door de toegenomen welvaart, om in het buitenland met vakantie te gaan. Ging in 1970 nog een kwart van de Nederlanders met vakantie naar het buitenland, daarna nam dit snel toe tot aan het huidige niveau van 80% van de Nederlanders op dit moment. Bij vakantiebestemmingen werd in de 60-er en 70-er jaren vaak de keuze gemaakt voor de Zuid-Europese landen, in welke landen de wijn bij het eten op tafel werd aangetroffen. Dat daar nog water naast stond werd vaak over het hoofd gezien. Veel landgenoten maakten zich de Zuid-Europese gewoonten snel eigen, vooral uit Frankrijk ging de wijn vaak ‘en vrac’ mee naar Nederland. Het gebruik van wijn verhoogde in toenemende mate de status, een beetje burger moest toch wel een wijnkelder hebben. Treffend (en hilarisch) waren de uitingen van het duo van Kooten en de Bie, zoals bijvoorbeeld in het boekje Modermismen van Kees van Kooten uit 1984, waarin hij beschrijft dat hij een wijnvoorraad is begonnen, compleet met schriftje waarin de soorten werden gecategoriseerd. En dat hij er op een gegeven moment maar de brui aan gaf, omdat de wijnkelder nooit helemaal vol kwam c.q. snel leegliep vanwege zijn enthousiasme om zijn bezoek vol trots met zijn bezit te laten kennismaken.  De bierindustrie aan zet Het kruideniertje op de hoek van de 60-er jaren groeide en bloeide en ging zich op de nieuwverworven cultus toeleggen (12 flessen, de 13e gratis, omfietswijnen et cetera). De bierindustrie zag de populariteit van wijn met gemengde gevoelens aan: we waren ineens ook door de week gaan drinken, alleen nog te weinig bier. Daar werd het volgende op gevonden. De bierreclames op televisie, met name voor Amstelbier, legden sterk de nadruk op de relatie met voetbal: de drie ‘Amsteljongens’ lieten eerst het bier binnenbrengen, de koelkast werd gevuld en dán kon de buis aan voor het voetbal. EK’s en WK’s werden geflankeerd door veel bierreclame met allerlei snuisterijen als mutsen en toeters. Het Holland Heinekenhuis werd spraakmakend in binnen- en buitenland, bedoeld om het nationale gevoel van trots op onze sporthelden te vergroten. Kortom: alcohol en sport raakten steeds meer met elkaar verbonden. De aandacht voor voetbal groeide enerzijds autonoom, maar ook ten gevolge van de sponsoring door de bierindustrie. Voetbal International op televisie werd gesponsord door Heineken, de eerste divisie lange tijd door Jupiler. Ook stadions en muziekhallen werden geassocieerd met biermerken (Grolschveste, Heineken Ziggodome). In de zestiger jaren keek ik met mijn vader op woensdagavonden naar Ajax, Feyenoord of PSV, momenteel rolt de bal elke avond over de buis of wordt erover gepraat. Compleet met barretjes en feestgevoel op gewone doordeweekse avonden. De concurrentie tussen biermerken zorgde ervoor dat, bijvoorbeeld ten tijde van de sponsoring van de eerste divisie door Jupiler, een tijdje de samenvattingen van de wedstrijden van de vrijdag pas op zaterdag te zien waren, omdat Voetbal International, gesponsord door de concurrent, op vrijdag uitzond. Het bewijs is natuurlijk moeilijk te leveren, maar ik kan me nauwelijks aan de indruk onttrekken dat al deze ontwikkelingen hebben bijgedragen aan de normalisering van het biergebruik doordeweeks. In de mix De sterke drankindustrie volgde weer een andere tactiek. Wetende dat vrouwen en jongeren gevoelig zijn voor suiker en hippe kleurtjes investeerden zij grootschalig in de mixdrankjes in de 90-er jaren en de derivaten van sterke drank in de supermarkt. Omdat In de supermarkt buiten sherry en port alcoholhoudende dranken maximaal maar 14.9% alcohol mogen bevatten, treffen we daar sindsdien de Baileys, Blue Curacaos etcetera aan met dat soort percentages. Het leidde er mede toe, dat vrouwen in consumptie konden wedijveren met mannen en de meiden de jongens achternagingen in gebruik. Weliswaar daalde de consumptie van alcohol een klein beetje sinds 1980 (mede wellicht door de groei van niet-Westerse inwoners die naar verhouding minder alcohol drinken), onder specifieke groepen (jongeren, 55-plussers) steeg het gebruik.    

279.357

deelnemers gingen je voor